Met name de hulpverlenervariabelen blijken volgens Sjef de Vries een groot deel van het effect van de geboden hulpverlening te bepalen. Bij hulpverlenervariabelen moet je denken aan persoonlijke kenmerken, kwaliteiten, overtuigingen en opvattingen, voorkeuren, het vermogen aan te kunnen sluiten bij de cliënt en de grondhouding van de hulpverlener.
"Een verrassende uitkomst van onderzoek naar het verschil tussen diverse therapieën is dat dat er nauwelijks is, maar dat het verschil tussen de therapeuten, onafhankelijk van welke therapie zij deden, een tot tien maal groter effect had op de uitkomst. Er bleken dus, onafhankelijk van de gehanteerde methodiek, goede en slechte hulpverleners te bestaan. Goede hulpverleners kenmerken zich door een niet oordelende houding, ze zijn betrokken, warm en persoonlijk en kunnen flexibel en deskundig omgaan met de veranderende situatie van de cliënt."
"Het is inmiddels een wetenschappelijk feit dat een goede relatie bepalend is voor het effect van de hulp. Opvallende uitkomst van onderzoek is dat de werkrelatie alleen bijdraagt aan het effect vanuit het perspectief van de cliënt. Als hij de relatie positief ervaart heeft deze een positief effect. De hulpverlener kan er dus niet vanuit gaan dat als hij denkt dat er een goede relatie is die er ook is. Hij heeft dat na te gaan; cliënten kunnen bedoelingen en boodschappen anders opvatten dan ze bedoeld zijn. Een goede werkrelatie is een gezamenlijk creatie en bestaat uit het wederzijds accepteren van elkaar, overeenstemming over de doelen, het gezamenlijk bepalen van de taken en communicatief afgestemd zijn op elkaar. Naarmate de cliënt de hulpverlener als betrouwbaar, kundig en betrokken zal zien zal dat de relatie doen groeien."
Zie ook de Handout van Sjef de Vries bij het NVMW Gastcollege "Waarom zijn MW-ers zo effectief"
Sjef de Vries geeft in zijn boek " Wat werkt ? " een kritisch overzicht van de huidige wetenschappelijke stand van zaken met betrekking tot bovengenoemde vragen. Hij betoogt dat het niet de Bewezen Effectieve Methoden (evidence based practices) zijn die werken, maar dat het effect van hulpverlening blijkt te worden bepaald door de common factors, de gemeenschappelijke factoren die in alle vormen van hulpverlening aanwezig kunnen zijn.
En van alle factoren die het effect van de hulpverlening bepalen komt volgens zijn onderzoek slechts circa 10% op conto van de gekozen methode. Uit dit onderzoek blijkt dat er wél een organisatie van en structuur in de hulpverlening moet zijn om aan een werkrelatie en taken te kunnen werken. Een van de belangrijkste bijdrage van modellen en methoden is dat zij een structuur en focus aan de gesprekken geven. Daarnaast is het geloof wat de hulpverlener heeft in de eigen methode ook een factor van belang. Daarom dien je een methode te gebruiken die aansluit bij je eigen visie.