U bent hier

Systeemgerichte begeleiding

  1. Systeemgerichte begeleiding, waaronder gezinsbegeleiding en relatiegesprekken.
  2. Groepsgewijze begeleiding, ook wel groepswerk genoemd.
  3. Individuele begeleiding

De hierboven gehanteerde volgorde is vanuit het algemeen maatschappelijk werk gezien de meest voor de hand liggende volgorde om aan te houden bij de keuze voor een van de mogelijke begeleidingsvormen. Dat is een van de conclusies uit het onderzoeksrapport 'Begeleiding op maat'

Systeemgerichte begeleiding

Systeemgerichte begeleiding van mensen kan dus beschouwd worden als een van de mogelijke begeleidingsvormen naast groepsgewijze begeleiding en individuele begeleiding. Voor iedere begeleidingsvorm zijn een aantal voordelen en nadelen te noemen, evenals een aantal indicaties en contra-indicaties. 

Op grond van welke argumenten dien je als professional een cliënt wel of juist niet een systeemgerichte begeleiding te adviseren?
Onderstaande indicaties en contra-indicaties kunnen u helpen gemotiveerd al dan niet te kiezen voor een systeemgerichte begeleiding als meest geëigende begeleidingsvorm voor de betreffende klant/cliënt/patiënt  (naar S. de Vries & R. Bouwkamp, 1992, W. Goossens, 2001 en N. van Oosten & I. van der Vlugt, 2002).
Tot slot treft u een aantal vuistregels aan mbt systeemgerichte hulpverlening (naar A. Lange 2000).

  

INDICATIES    voor een systeemgerichte begeleidingsvorm

Gezins-, relatie- en systeemgerichte begeleidingsvorm is geïndiceerd in de volgende situaties:

  • De problematiek speelt zich af in de wisselwerking tussen het individu en diens omgeving/netwerk oftewel het probleem is ontstaan binnen de relatie of het familiesysteem en andere leden ondervinden daarvan ook de gevolgen. Er is sprake van een samenhang tussen de invloed van het systeem/netwerk en de problemen die de hulpvrager ervaart.
  • Het systeem/netwerk kan een belangrijke functie vervullen in het ondersteunen van de hulpvrager (vanwege diens beperkingen, leerproblemen, enz.); het probleem kan het beste opgelost worden als ook de andere leden bijdragen aan een oplossing.
  • De leden van een systeem of de partners melden zich gezamenlijk aan bij de hulpverlening met relationele problemen.
  • De cliënt wil de partner of andere leden van het systeem betrekken bij de oplossing van het probleem.
  • De wens voor verandering en motivatie voor hulpverlening is behalve bij de individuele cliënt ook bij andere leden van het systeem aanwezig.
  • Het systeem is bereid en geeft te kennen de cliënt te willen ondersteunen bij oplossing van het probleem.
    In sommige situaties kan de vraag van het systeem van de cliënt zelfs aanleiding vormen tot een vorm van bemoeizorg bijv. wanneer de cliënt ernstige problemen heeft maar geen hulp wil of te angstig is om deze van professionele hulpverleners te accepteren en het systeem toch behoefte heeft aan een vorm van ondersteuning.
  • Alle leden van het systeem accepteren ondersteuning of hulp hierbij. 

In methodische zin is de gezins- netwerk- relatiegerichte begeleidingsvariant verder aan de orde wanneer:

  • er afstemming tussen meerdere betrokken (nodig) is bij het beantwoorden van de hulpvraag (cliënt – mantelzorg - professionele begeleiders);
  • cliëntsystemen zich kenmerken door een langdurige behoefte aan ondersteuning vanwege het hebben van (een kind met) een functiebeperking/chronische ziekte;
  • het systeem/netwerk zich kenmerkt door geringe "draagkracht" of door onvoldoende "probleemoplossend vermogen" t.a.v. de complexiteit van de zorg, functiebeperking c.q chronische ziekte, maatschappij en de (toenemende) individualisering;
  • cliënten geen sociaal netwerk ter beschikking hebben dat hen behulpzaam kan zijn in het zich staande houden;

De begeleiding dient hierbij onder meer gericht te zijn op:

  • gezins en netwerkrelaties
  • communicatievraagstukken in het gezin/netwerk
  • levensfaseproblematiek in het gezin en netwerk
  • posities en verhoudingen in het gezin/netwerk
  • acceptatie/verwerkingsvraagstukken in het gezin/systeem
  • opvoedingsvragen/problemen
  • seksualiteitsvraagstukken in relatie tot de verstandelijke handicap/functiebeperking
  • verbetering van de structuur en relatie met het netwerk c.q. gebruik maken van de hulpbronnen uit het netwerk
  • verbetering van contacten met het netwerk/mantelzorg van de cliënt

CONTRA-INDICATIES    voor een systeemgerichte begeleidingsvorm

  • De aangemelde cliënt heeft geen aanwijsbare sociale context.
  • Bij problemen met autistische kinderen.
  • Bij problemen met schizofrenie.
  • Het gezin komt niet uit vrije wil komen (bijv. op bevel van de kinderrechter)
  • Eén of meerdere gezinsleden zijn elders in intensieve individuele psychotherapie.
  • Er is sprake is van grote machtsverschillen die niet worden onderkend.
  • Er is sprake van machtsmisbruik of (dreiging) van geweld.
  • Een of meer leden van een systeem voelen zich bedreigd, worden mishandeld of misbruikt en hun veiligheid is in het geding.  

VUISTREGELS voor systeemgerichte hulpverlening

Een systeem (bijvoorbeeld een gezin) bestaat uit verschillende subsystemen bijvoorbeeld vader-moeder of moeder-dochter. Bij systeemgerichte begeleiding kan het zijn dat soms niet het hele systeem, maar een subsysteem wordt uitgenodigd voor een gesprek. Uitzonderingen op de regel ‘eerste gesprek=gezinsgesprek’:

a)      Kinderen zijn niet op de hoogte
Een ouder meldt zich aan wegens problemen met de partner, en de kinderen zijn van deze problemen niet op de hoogte. In dergelijke gevallen is het verstandig zonder de kinderen te beginnen, met een gesprek met het echtpaar. Zijn de kinderen wel op de hoogte (en zijn zij ouder dan 10 jaar, zodat zij ook informatie kunnen geven), dan is het beter de ouders te adviseren de kinderen voor het eerste gesprek wel mee te nemen. De kans is immers groot dat de kinderen niet alleen weten wat er aan de hand is, maar ook partij zijn.

b)      De leeftijd van de kinderen
Het heeft weinig zin om jonge kinderen (onder de 10 jaar) uit te nodigen als het gaat om relatieproblemen tussen ouders. Zulke jonge kinderen kunnen meestal weinig informatie geven over de verhouding tussen hun ouders en ook voor de ouders is het niet plezierig hen erbij te betrekken. Gaat het echter om problemen met een kind, dan is het van belang dat ook kleine kinderen bij het eerste gesprek aanwezig zijn, zodat de hulpverlener kan zien hoe er met alle kinderen (ongeacht hun leeftijd) wordt omgegaan.

c)      Een geheim
Een gezinslid meldt zich aan met de mededeling dat hij de hulpverlener wil spreken over iets wat geheim is, De anderen, of sommige anderen weten er niets van. Het ligt dan niet op de weg van de hulpverlener om aan de telefoon of in een baliegesprek te beslissen dat het goed zou zijn dat hij dit geheim met zijn gezinsleden zou delen.

d)      De adolescent die zich losmaakt
Een variant op het hierboven beschrevene levert de adolescent die behandeling zoekt en zijn ouders niet in vertrouwen wil nemen, hoewel zij wel (enigszins) op de hoogte zijn. Gezinsgesprekken mogen in dit soort situaties weliswaar vaak zinvol zijn om een verantwoord losmakingproces te initiëren, niettemin geldt ook hier dat de hulpverlener daar in het aanmeldingsgesprek niet toe kan beslissen. Hij kan dan beter de mogelijkheden hiertoe exploreren in één of meer gesprekken met alleen de adolescent.

e)      Weigerende ouders
Een adolescent meldt zich aan en één of beide ouders weigeren pertinent, ook na telefonisch overleg met de hulpverlener, mee te komen. In zo’n geval heeft het kind uiteraard recht op behandeling, waarbij het mogelijk is diegenen erbij te betrekken die wel willen komen.

f)     Crisis
Iemand die wordt aangemeld tijdens een crisis die onmiddellijk handelen nodig maakt (bijv. psychose, suïcidaliteit) en het is niet mogelijk de gezinsleden snel te mobiliseren.