Een interventie is een actieve, bewuste en geplande ingreep in een groep om het functioneren van de groep te verbeteren.
Interventies kunnen onderscheiden worden afhankelijk van het niveau waarop ze bedoeld zijn invloed uit te oefenen. Remmerswaal (2006) beschrijft diverse niveaus die spelen tijdens het functioneren van de groep. Al deze niveaus zijn van betekenis, kunnen zich gelijktijdig voordoen, maar vertonen accentverschillen per fase van groepsontwikkeling. Hieronder 5 van de 8 door hem beschreven niveaus, voorzien van bijbehorende concrete interventies:
- Inhoudsniveau:
luisteren en samenvatten, thematiseren, informatie geven, doel verhelderen, de groep op het resultaat gericht houden;
- Procedureniveau:
agenda bieden, regels voor participatie, grenzen stellen, inbrengen van werkvormen, onzichtbare interventies;
- Interactieniveau:
rollen en posities ter sprake brengen, herkenning vragen, zorg delen, metacommunicatie, kritiek bespreekbaar maken, groepsklimaat benoemen;
- Bestaansniveau:
doorvragen naar ervaring, zelfonthulling, erkenning geven, functionele stiltes, onderlinge feedback stimuleren, confronteren;
- Contextniveau:
context in het vizier brengen, verbinden met de buitenwereld, transfer bevorderen.